De onderwijscao’s bieden de mogelijkheid een
werknemer te schorsen als ordemaatregel,
niet zijnde een disciplinaire maatregel. Dit staat
beschreven in artikel 3.10 en volgende van de cao
po en artikel 10.7 en volgende van de cao vo.
Een schorsing als ordemaatregel wordt vaak opgelegd als het schoolbestuur wordt geconfronteerd
met een klacht over een docent en onderzoek
nodig is om te bepalen wat er speelt. Gedurende
de periode van schorsing vindt er dan een (in
sommige gevallen extern) onderzoek plaats om te
kunnen bepalen of de klacht al dan niet gegrond is
en of de werknemer enige blaam treft.
De werkgever (schoolbestuur) heeft een zorgplicht voor een veilig werk- en leerklimaat en stelt
in dat kader een werknemer vaak op non-actief
voor de duur van de schorsing als ordemaatregel
om zo onrust en escalatie te voorkomen. Niet in
alle gevallen vindt een schorsing plaats, soms
blijft een werknemer aan het werk lopende de
duur van het onderzoek. Dat hangt af van de aard
en de ernst van de klacht. Het is van belang dat
de schorsing niet buitenproportioneel is in relatie
tot de klacht die is ingediend en dat de schorsing
niet onnodig langer duurt dan nodig. Voortvarend
handelen van de werkgever is hierbij essentieel.
Bij elke schorsing zal naar de specifieke omstan-
digheden van het geval moeten worden gekeken
en aan de hand daarvan moet worden beoordeeld of de schorsing onder deze omstandigheden gerechtvaardigd is. De vraag daarbij: is het in
het belang van de instelling dringend noodzakelijk
dat een werknemer niet meer aanwezig is op de
werkplek? De werkgever mag niet te lichtzinnig
denken over een schorsing als ordemaatregel;
een zorgvuldige weging van de belangen van alle
betrokkenen moet hieraan voorafgaan. Daarbij
dient het belang van de werknemer bij voortzetting van zijn werkzaamheden afgezet te worden
tegen de vraag of het blijven uitoefenen van de
functie door betrokkene schade zal toebrengen
aan de instelling.
Schorsing als ordemaatregel moet worden onderscheiden van een schorsing als disciplinaire maatregel; in dat laatste geval moet er sprake zijn van
plichtsverzuim aan de zijde van de werknemer, dat
wil zeggen het overtreden van de voor de werknemer
geldende voorschriften dan wel het doen of nalaten
van datgene wat een goed werknemer onder gelijke
omstandigheden behoort te doen of na te laten.
Het instellen van beroep tegen een schorsing
als ordemaatregel is mogelijk bij de Onderwijs-
geschillencommissie. Recentelijk (13 november
2024) heeft deze commissie uitspraak gedaan
in een zaak die door een werknemer was aangebracht. Het ging in deze casus om het volgende:
Een onderwijsinstelling krijgt van twee studenten
verschillende meldingen over seksueel grens-
overschrijdend gedrag van een werknemer. Een
studiejaar eerder had de instelling ook al klachten
gekregen van andere studenten over het gedrag
van de werknemer. De instelling heeft de werknemer geschorst om onderzoek te doen naar de
meldingen. De werknemer is het hiermee oneens.
Volgens hem is er geen sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag en gaat de instelling zonder
enig bewijs hiervoor over tot het instellen van een
onderzoek. Hiermee stelt de instelling de voor de werknemer anonieme melders direct in het gelijk, aldus de werknemer. Er is volgens de werknemer ook geen noodzaak om hem te schorsen.
De commissie acht het beroep van de werknemer ongegrond en heeft daartoe het volgende overwogen: de werkgever heeft in tweeënhalf jaar tijd diverse signalen ontvangen van studenten over ongepaste opmerkingen en ongewenste aanrakingen van de werknemer. De werkgever heeft de werknemer eerder aangesproken op grensoverschrijdend gedrag en met hem afspraken gemaakt. Na opnieuw meldingen over grensoverschrijdend gedrag van de werknemer heeft de werkgever willen uitzoeken wat er aan de hand was. De instelling heeft de wens van de studenten om anoniem te blijven gevolgd, maar de situaties waarover is gemeld wel concreet besproken met de werknemer. Meldingen van deze aard geven een werkgever reden te meer om een onderzoek in te stellen. Het is begrijpelijk dat de werkgever het niet wenselijk achtte dat de werknemer in de tussentijd op de instelling was, zodat iedere betrokkene bij het onderzoek vrijelijk zou kunnen spreken.
De werkgever heeft dus mogen overgaan tot het opleggen van een schorsing als ordemaatregel, aldus de commissie.
Heb je te maken met een schorsing als ordemaatregel, neem dan contact op met de juridische afdeling van de KVLO, zodat wij kunnen beoordelen of de werkgever zowel procedureel als inhoudelijk zorgvuldig omgaat met het opleggen van een schorsing en of de schorsing gerechtvaardigd is.
Je kunt mailen naar juristen@kvlo.nl